Dr. Geert Vandendriessche, Orthopedie en Traumatologie

Informatie voor patiënten

Reflex-algodystrofie (ziekte van Südeck)

Reflex-algodystrofie of de ziekte van Südeck is een nog onvolledig begrepen aandoening: het betreft een abnormale reactie op een pijnprikkel.

Er zijn wel 25 verschillende namen gangbaar in de literatuur. Veel gebruikt worden sympatische reflexdystrofie (reflex sympathetic dystrophy (R.S.D.) en posttraumatische dystrofie doch de meest éénvoudige en meest gebruikte naam is reflex-algodsytrofie (verder afgekort R.A.D.).

Het komt voor zowel bij volwassenen als bij kinderen.

Uitlokkende factoren

De oorzaak is niet gekend en het optreden is moeilijk voorspelbaar.

De meest voorkomende uitlokkende factor van R.A.D. is een trauma (50 tot 70 % van het totaal aantal gevallen). Het kan gaan om een ongevalletsel doch ook tal van heelkundige ingrepen worden aanzien als traumatische oorzaak van R.A.D..

Lokalisaties

De meest voorkomende lokalisaties van posttraumatische R.A.D. zijn pols en hand, enkel en voet en het schouderhandsyndroom. Zo komt posttraumatische R.A.D. vaak voor na polsbreuken en hielbeenbreuken.

Mechanisme

Hierover bestaan verschillende theorieën waarvan evenwel geen enkele op zichzelf alle gevallen kan verklaren: het blijven hypothesen.

De term reflex wijst naar het mechanisme dat naar alle waarschijnlijkheid in de meeste gevallen tussenkomt namelijk de autonome sympatische reflexboog.

Over de rol van psychosociale factoren lopen de meningen uiteen: de ene school beschouwt deze factoren als oorzaak, de andere school als gevolg van de aandoening.

Verschijnselen

De symptomen variëren naargelang de evolutie en zijn ook voor een bepaalde fase niet steeds allemaal aanwezig.

Men kan in het ziektebeeld drie stadia onderscheiden:

Stadium I: het hypertrofische stadium.
Dit is gekenmerkt door geleidelijk toenemende pijn of een heropflakkering van pijn (de pijn komt in elk geval niet overéén met de ernst van het initiële letsel), overgevoeligheid van de huid, zwelling en functiebeperking door een zich geleidelijk instellende gewrichtsverstijving.

De pijn kan alle mogelijke vormen aannemen: branderig, stekend, knagend, toenemend bij belasting, nachtelijk.

Stadium II: het atrofisch stadium.
Dit is gekenmerkt door aanhoudende pijn, door een dunne atrofische huid, overmatige haargroei, afbrokkelende nagels, huidverkleuring (blauw of rood), abnormaal zweten en verandering van de lichaamstemperatuur t.h.v. het getroffen lichaamsdeel (warm of koud). De gewrichtsverstijving kan tot een echte ankylose leiden: in dit geval is er vrijwel geen enkele beweeglijkheid meer in het gewricht.

De evolutie van stadium I tot stadium II kan 3 tot 8 maanden duren.

Stadium III: stabilisatiefase.
Na verloop van gemiddeld één jaar treedt een stabilisatie op van de symptomen.
Vaak blijven — zeker als geen behandeling werd ingesteld — belangrijke restletsels over: blauwverkleurde atrofische huid en gewrichtsverstijving.

Diagnose

De diagnose wordt vermoed op basis van de verschijnselen doch nadere omschrijving vergt radiologie (met de typische vlekkerige botontkalking), een botscintigrafie en een vasculaire scan.

Een botscintigrafie is zeer belangrijk vermits zonder dit onderzoek R.A.D. niet met zekerheid kan bevestigd noch weerlegd worden. Dit onderzoek laat ook een onderscheid te maken tussen een frozen shoulder (of retractieve capsulitis) en de aantasting van de schouder in het kader van een reflex-algodystrofie
(schouderhandsyndroom): in het eerste geval is de botscintigrafie normaal.

Om het stadium te bepalen — wat uiteraard belangrijk is voor het instellen van de behandeling — is een vasculaire scan noodzakelijk.

Het spreekt van zelf dat het stellen van een juiste diagnose zeer belangrijk is: immers zo voorkomt men dat bij pseudo-dystrofie onnodige (en vaak niet ongevaarlijke) behandelingen — die overigens leiden tot verder zelfbevestiging en sociaal isolement — worden ingesteld.

Behandeling

Van zodra de diagnose vermoed wordt dient een therapie ingesteld te worden met als doel: het verminderen van de pijn en het herstel van de functie.

De behandeling blijft evenwel moeilijk: er bestaat geen éénsgezindheid over de behandeling.

Afhankelijk van het stadium kunnen o.a. voorgesteld worden: pijnstillers, N.S.A.I
(niet steroidale anti-inflammatoire geneesmiddelen), antidepressiva, calcitonine, bifosfonaten, bloedvatverwijdende stoffen, aangepaste kine- en fysiotherapie tot zelfs pijnkliniek (neurostimulatie, sympathicusblokkade). Heelkunde kan aangewezen zijn bij uitgesproken stijfheid van de gewrichten maar het resultaat is niet voorspelbaar.

Prognose

Het resultaat is niet goed voorspelbaar doch hoe vroeger onderkend, hoe vroeger de behandeling kan gestart worden, hoe beter het resultaat doorgaans is.

Spontaan herstel bestaat niet

Restletsels (vooral gewrichtsstijfheid en functieverlies) zijn steeds mogelijk en zouden voorkomen in 10 tot 20 % der gevallen. De socio-economische terugslag hiervan kan aanzienlijk zijn.

Medicolegaal belang

Het stellen van een juiste diagnose alsmede het bepalen van het oorzakelijk verband tussen de aandoening en een ongeval of ingreep zijn uiteraard eveneens zeer belangrijk vanuit medicolegaal oogpunt: er kan hier gedacht aan de mogelijke problemen bij procedures inzake ongevallen en procedures inzake aansprakelijkheid.