Dr. Geert Vandendriessche, Orthopedie en Traumatologie

Informatie voor patiënten

Carpaletunnelsyndroom

Hetgeen hieronder vermeld wordt heeft tot doel je nadere uitleg te geven over de bij u aanwezige aandoening en de hiervoor bij u geplande ingreep. Dit alles werd reeds met u besproken tijdens de raadpleging doch het is nuttig alles nog eens te kunnen nalezen als u dat wil. Aarzel niet vragen te stellen moesten er nog zaken zijn die onduidelijk zijn.

Het carpaletunnelsyndroom (CTS) is een vaak voorkomende en vervelende aandoening die het normale gebruik van de hand kan hinderen. Vroegtijdige diagnose en behandeling zijn belangrijk: het resultaat van de behandeling is immers afhankelijk van de vroegtijdigheid van de diagnose; hierdoor wordt inderdaad blijvende schade aan de zenuw voorkomen.

Een verhaal

Je klaagt sinds een zestal maanden van tintelingen (en soms zelfs pijn) t.h.v. de duim, wijsvinger en middenvinger van een hand. Je wordt er wakker van tijdens de nacht en kon dan — in het begin dat de klachten er waren — met even de hand te schudden de klachten doen verdwijnen. Nu zijn de tintelingen ook overdag aanwezig. Dit stoort je bij dagelijkse activiteiten zoals fietsen, het lezen van een krant die je voor je omhoog houdt en langdurig autorijden. Je ervaart op heden ook een discrete krachtsvermindering in de aangetaste hand: je hebt problemen met het toeknopen van je hemd en begint kleine voorwerpen te laten vallen op je werk. Sinds kort begin je ook tintelingen te krijgen in je ander hand. Vermoedelijk heb je een carpaletunnelsyndroom.

Wat is de carpale tunnel (handwortelkanaal)?

Om een carpaletunnelsyndroom te begrijpen moet je wat inzicht hebben in de anatomie van de carpale tunnel (handwortelkanaal).

Het handwortelkanaal ligt aan de voorzijde van de pols: het is een nauw kanaal waarvan aan de handrugzijde de bodem (als een gootje) gevormd wordt door de beentjes van de handwortel en aan de handpalmzijde het dak door een band
(ligament) die deze beenderige goot overspant en aldus omvormt tot een kanaal.

In dit kanaal loopt de N. Medianus (N. is de afkorting voor nervus, het latijnse woord voor zenuw) samen met verschillende plooipezen naar de hand. De N. Medianus geeft de gevoeligheid van een deel van de handpalm, de duim, de wijsvinger, de middenvinger en het buitenste deel van de ringvinger en geeft ook takjes voor de spiertjes van de duimmuis.

Wat is het carpaletunnelsyndroom (CTS)?

De grenzen van de carpale tunnel laten geen uitzetting toe zodat er bij druktoename binnen in de tunnel druk op de N. Medianus ontstaat: dit veroorzaakt een discrete vermindering van de doorbloeding.

Druk op de zenuw zal tintelingen (vaak wordt gesproken van voosheid, branderigheid, een gevoel van spelde- of naaldprikken) tot zelfs pijn doen ontstaan in duim, wijs- en middenvinger.

Bij lang bestaande druk gaan ook de takjes naar de spieren minder werken waardoor het reliëf van de duimmuis vermindert ten gevolge van spieratrofie.

Het CTS komt meer voor bij vrouwen dan bij mannen en meer bij rokers dan bij niet rokers.

Wat is de oorzaak van een carpaletunnelsyndroom?

In de meeste gevallen is de oorzaak ongekend en betreft het een zogenaamd idiopatisch CTS (de term idiopatisch is een mooie term om te zeggen: “Wij weten de oorzaak niet.”).

Het CTS kan ook door beroepsactiviteit uitgelokt worden: het gaat dan meestal om het herhaald uitvoeren van pols- en vingerbelastende activiteiten die een ontsteking van de slijmvliesscheden rond de pezen in het handwortelkanaal veroorzaken; dit veroorzaakt een zwelling van dit slijmvlies met druk op de N. Medianus voor gevolg.

Het normaal verouderingsproces kan eveneens een verdikking van het slijmvlies rond de pezen geven met een CTS voor gevolg.

Een breuk of ontwrichting van de pols met beenderige vernauwing van de carpale tunnel voor gevolg kan ook een CTS veroorzaken.

Bepaalde ziekten zoals rheumatoide arthritis, suikerziekte of schildklierlijden kunnen gepaard gaan met een CTS. De diagnose hiervan is uiteraard belangrijk omdat naast de behandeling voor het CTS ook een behandeling van deze ziekten noodzakelijk is.

Er dient gezegd dat het CTS ook in fysiologische (d.w.z. normale) omstandigheden kan voorkomen zoals tijdens een zwangerschap (door vochtopstapeling) of bij de menopauze.

Hoe wordt de diagnose gesteld?

Er wordt uiteraard aan het CTS gedacht door de aanwezige klachten.

Bij onderzoek van de aangetaste hand kan druk of zacht kloppen op de voorzijde van de pols de tintelingen uitlokken of verergeren.

Wanneer de pols sterk geplooid wordt gedurende een dertigtal seconden treden de tintelingen of de voosheid op of verergeren; ook bij aangedrongen strekken kan hetzelfde vastgesteld worden.

De aandoening dient bewezen te worden door het uitvoeren van een electromyografisch onderzoek, d.w.z. een elektrisch onderzoek van de activiteit van de N. Medianus: men bepaalt dan de geleidingssnelheid in de verschillende vezels van deze zenuw.

Medisch beeldvormingonderzoek van de pols kan noodzakelijk zijn als het CTS het gevolg is van een breuk of ontwrichting.

Wat is de behandeling van een carpaletunnelsyndroom?

De behandeling heeft tot doel de druk op de aangetaste N. Medianus te verminderen.

Preventie blijft belangrijk.

Bepaalde repetitieve handactiviteiten houden een hoger risico tot ontwikkelen van polsproblemen zoals een CTS in.

Thuis en op het werk — je kunt ook steeds terecht bij de arbeidsgeneesheer voor advies — kun je een aantal richtlijnen in acht nemen die het risico op het ontstaan van een CTS kunnen verminderen of de klachten van een bestaand CTS kunnen beperken:

  1. Hou je pols in een neutrale positie: wanneer je bijvoorbeeld een schroef indraait hou dan je hand in het polsgewricht recht voor je uit en niet sterk geplooid of niet sterk gestrekt; een steunverband kan je helpen de pols in een goeie positie te houden
  2. Tracht bij het grijpen en tillen van voorwerpen de kracht niet alleen te dragen tussen duim en wijsvinger doch verdeeld over de ganse hand
  3. Als je repetitief dezelfde beweging of belasting — ook als is deze niet zwaar — moet doen tracht dan regelmatig een rustpauze in te lassen of tracht afwisseling te vinden
  4. Gebruik voor repetitieve bewegingen zoveel mogelijk toestellen: bijvoorbeeld een draadloze elektrische schroevendraaier wanneer je veel moet schroeven

Medische behandeling

De behandeling dient eerst niet-operatief (spalk, geneesmiddelen) te zijn. Deze middelen verlichten vaak de klachten: een spalk (polsbandage) doordat de pols in een meer neutrale positie wordt gehouden, geneesmiddelen door het wegnemen van de zwelling in het handwortelkanaal. De spalk kan een nachtspalk zijn of een spalk die je enkel draagt om te werken. Een geneesmiddel kan algemeen ingenomen worden (niet steroidaal anti-inflammatoir middel) of lokaal in de carpale tunnel worden toegediend (langwerkend steroidpreparaat). Herhaalde inspuitingen met een steroïd zijn zeker tegen aangewezen. Soms wordt ook een vochtafdrijver of vitamine B gegeven. Over het nut hiervan zijn de meningen verdeeld; heel vaak komen de klachten terug.

Chirurgische behandeling

Zo deze middelen niet helpen — wat vaak het geval is — zal een operatieve ingreep noodzakelijk worden; deze wordt zelfs onmiddellijk voorgesteld in ernstige gevallen.

Er zijn twee technieken: de open techniek en de endoscopische techniek. Bij beide technieken wordt de band die het dak vormt van het handwortelkanaal gekliefd (release). Beide hebben voor- en nadelen: persoonlijk geef ik de voorkeur aan de eerste techniek.

Bij de open techniek gebeurt de release via een kleine insnede aan de voorzijde van de handpalm juist onder de pols.

De ingreep gebeurt doorgaans onder een korte algemene verdoving; in sommige gevallen kan de ingreep gebeuren onder een plaatselijke verdoving (verdoving van hand en onderarm). Het is uiteindelijk de beslissing van de anesthesist welke vorm van verdoving voor u de beste is.

De ingreep gebeurt onder bloedleegte (een soort bloeddrukmeterband wordt rond de bovenarm geplaatst en aangespannen gedurende de ganse ingreep).

De video speelt niet af? Download Carpaletunnelsyndroom: vrijmaken van de N. Medianus [MP4].

Slechts uitzonderlijk wordt na de ingreep een gipsspalkje aangelegd; meestal wordt enkel een dik steunend wattenverband aangelegd.

Wat kun je verwachten na de ingreep?

Het uiteindelijk resultaat van de ingreep is afhankelijk van de ernst en de duur van bestaan van de aandoening.

Bij meer dan 9 op de 10 gevallen is het resultaat goed met vrij snel en volledig verdwijnen van de klachten van de tintelingen. Vaak wordt reeds een duidelijke betering vastgesteld in de eerste nacht na de ingreep.

Vooral bij lang bestaande en ernstige CTS (met reeds aantasting van de spiervezels) laat recuperatie langer op zich wachten en is soms onvolledig.

Bij heringreep wegens onvoldoende resultaat is de kans op succes duidelijk minder.

Wat zijn mogelijke verwikkelingen van de uitgevoerde ingreep?

Volgende verwikkelingen — alleen de voornaamste worden vermeld — zijn beschreven na een release van het handwortelkanaal:

  1. een nabloeding: er hoeft hiervoor meestal geen behandeling ingesteld te worden vermits deze meestal spontaan verdwijnt; een nabloeding is zeldzaam doch kan optreden ondanks een zorgvuldige chirurgische techniek;
  2. een besmetting (infectie): deze verwikkeling kan — ondanks de zeer strikte voorzorgsmaatregelen van steriliteit — bij elke chirurgische ingreep voorkomen; doorgaans is de infectie op te lossen met lokale wondverzorging en het gebruik van een gepast antibioticum; slechts zeldzaam is een nieuwe ingreep nodig;
  3. reflex-algodystrofie dit is een verwikkeling die gekenmerkt is door een zeer ernstige pijn met zwelling van de vingers, blauwe glanzende verkleuring rond de vingergewrichten en overmatig zweten; deze verwikkeling die kan leiden tot ernstige stijfheid is goed behandelbaar als ze vroeg wordt vastgesteld en behandeld;
  4. zenuwletsels: zijn zeldzaam en doorgaans tijdelijk; zij komen meestal voor bij een lang bestaande CTS waarbij een uitgebreid vrijmaken van de zenuw niet alleen in het handwortelkanaal maar ook in de omliggende zenuwschede noodzakelijk is.

De beschreven verwikkelingen zijn zeldzaam; als je hieromtrent nog vragen hebt kun je ze altijd stellen tijdens de raadpleging.

De risico’s van de anesthesie (verdoving) zijn deze van elke anesthesie en zijn te bespreken met de anesthesist.

Praktische informatie over de bij u geplande ingreep en de nazorgen

De ingreep gebeurt tijdens een dagopname tenzij uw algemene gezondheidstoestand dit niet toelaat.

Je kreeg tijdens de raadpleging een omslag waarin zich, naast een ziekenhuisbrochure, tevens een vragenlijst die je moet invullen, een toestemmingsformulier die je dient te ondertekenen en een preoperatief bundel bestemd voor je huisarts bevinden. Afhankelijk van je medische toestand dienen eventueel enkele preoperatieve onderzoeken te gebeuren. De preoperatieve voorbereiding gebeurt bij je huisarts. Vermeldt zeker welke ziekten je ooit hebt gehad, welke geneesmiddelen je eventueel neemt, of je allergisch bent aan bepaalde geneesmiddelen en ontsmettingsstoffen en of je reeds problemen had bij een eventuele vorige verdoving.

Slechts uitzonderlijk wordt na de ingreep een gipsspalkje aangelegd; meestal wordt enkel een dik steunend wattenverband aangelegd.

Onthoud goed dat je de geopereerde hand dient te dragen in een draagdoek of -lus (dit voorkomt zwelling die zeker optreedt als je de hand naar beneden laat hangen); je vingers mag en moet je bewegen.

Je hand mag niet in contact komen met water; douchen is evenwel meestal mogelijk als je de hand en onderarm in een plastic zak steekt en hermetisch afsluit met tape.

Het dikke verband mag na een vijftal dagen verwijderd worden; de kleine kleefpleister blijft ter plaatse of wordt ververst. Raadpleeg hiervoor je huisarts

Onmiddellijk na de ingreep zijn pijn, zwelling en stijfheid mogelijk doch deze verdwijnen snel in de weken na de operatie; voor de pijn kan zonodig een pijnstiller genomen worden.

Krachtsgebrek kan aanwezig zijn na de ingreep mede bepaald door de pijn en zal doorgaans verdwijnen na een drietal maanden.

De hechtingen (één enkele zo een hechting in de huid werd verricht) worden verwijderd na een tweetal weken door je huisarts.

Als de wonde goed genezen is kan je reeds wisselbaden nemen: hiertoe kan je enkele keren de pols bewegen en een vuist maken met de vingers in warm water waarna je de hand even in koud water onderdompelt; dit herhaal je een tiental keer per oefenbeurt.

Een raadpleging bij de orthopedische chirurg wordt doorgaans voorzien een viertal weken na de ingreep.

Zonodig kan kinesitherapie voorgeschreven worden doch dit is meestal niet noodzakelijk.

Verwittig uw arts in geval van: pijn in de borstkas, langdurig braken, kortademigheid, koorts, doorbloed en/of ruikend verband, aanhoudende en toenemende pijn in de geopereerde hand ondanks de voorgeschreven pijnstiller(s) en bij blijvende zwelling van de geopereerde hand (ondanks hoogstand) zeker als een gips werd aangelegd.

De arbeidsongeschiktheid bedraagt gemiddeld een zestal weken doch is afhankelijk van de ernst van het CTS en van de aard van het uitgeoefende werk. Bij licht werk kan reeds na enkele weken hervat worden doch bij zware handenarbeid zal de arbeidsongeschiktheid uiteraard langer duren.

Tot een zestal maanden na de ingreep kan druk op de insnede in de huid wat onaangenaam tot zelfs pijnlijk zijn: dit is normaal en het gevolg van het feit dat daar waar de huidwonde doorgaans op 2 weken geheeld is dit veel langer duurt voor de dieperliggende weefsels.